‘Vergeten’ hypotheekrecht na ontbinding BV
Het kan gebeuren dat, nadat een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, toch nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt. In die gevallen kan de Rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. Het gevolg is dat de rechtspersoon herleeft, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening (2:23c lid 1 BW). Onlangs heeft de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat heropening van de vereffening met analoge toepassing van dit artikel ook kan worden bevolen om de uitvoering van bepaalde rechtshandelingen mogelijk te maken, waarvoor het tijdelijk herleven van de rechtspersoon is vereist. In een soortgelijke casus verklaarde de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022 de inschrijving van een hypotheekrecht waardeloos.
Ontbinding van een rechtspersoon
Ontbinding van een rechtspersoon kan op verschillende gronden plaatsvinden. Een limitatieve opsomming van deze gronden is opgenomen in art. 2:19 lid 1 BW. Na ontbinding bestaat de rechtspersoon voort, zolang dit nodig is voor de vereffening. In de regel vereffent het bestuur het vermogen van de ontbonden rechtspersoon. Dit kan anders zijn indien de statuten van de betreffende rechtspersoon anders bepalen of indien de rechter een vereffenaar benoemt (art. 2:23 lid 1 BW). Tijdens de vereffening, dient de rechtspersoon de woorden ‘in liquidatie’ toe te voegen aan haar naam (art. 2:19 lid 5 BW). Wanneer de rechtspersoon geen baten meer heeft, houdt deze op te bestaan (art. 2:19 lid 6 BW).
Heropening vereffening
Als een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, kan deze herleven indien nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt (art. 2:23c BW). Hiervoor moet bij de Rechtbank een verzoek tot heropening van de vereffening worden ingediend door een belanghebbende. De Rechtbank benoemt dan een vereffenaar.
Op het moment van het verzoek hoeft van een daadwerkelijke bate nog geen sprake te zijn. De rechter bepaalt of de bate voldoende aannemelijk is om de toewijzing van het verzoek te rechtvaardigen. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de uitspraak van het Hof Den Bosch van 19 april 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:1659).
Als de rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat hij op het tijdstip van ontbinding geen baten meer heeft, gaat een eventuele vordering op de rechtspersoon niet teniet. Deze vordering blijft voortbestaan. Verhaal is dan nog mogelijk door heropening van de vereffening. Dit blijkt uit de woorden ‘indien een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt’ in art. 2:23c lid 1 BW.
Turboliquidatie
Van een zogenaamde turboliquidatie is sprake, wanneer voorafgaand aan het besluit tot ontbinding, de vermogensbestanddelen van de rechtspersoon worden uitgekeerd aan de daartoe gerechtigden. Omdat op het moment van ontbinding geen baten meer aanwezig zijn, houdt de rechtspersoon op dat moment op te bestaan. Er vindt met andere woorden geen vereffening plaats.
In de literatuur bestaat discussie over de vraag welke route gevolgd moet worden indien na de turboliquidatie nog blijkt van een bate. Aan de ene kant wordt gesteld dat ook in dit geval heropening van de vereffening mogelijk is. Zie in dit kader ook de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam de dato 19 september 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:6863). Aan de andere kant zijn er auteurs die verdedigen dat de rechtspersoon in dat geval niet is opgehouden te bestaan, maar dat deze nog bestaat als ‘vennootschap in liquidatie’. Vergelijkbaar oordeelde het Hof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:8353).
Heropening vereffening om hypotheekrecht door te kunnen halen
Onlangs werd bij de rechtbank Noord-Holland (13 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5089) het verzoek ingediend tot heropening van de vereffening van een BV (hierna: de vennootschap). Bij de voorbereidingen voor de overdracht van een appartement met parkeerplaats is gebleken dat de registergoederen nog zijn belast met een hypothecaire inschrijving ten behoeve van de vennootschap. De schuld waarvoor de hypothecaire zekerheid is gevestigd, is afgelost. Er is echter verzuimd de hypothecaire inschrijving door te halen. Om doorhaling alsnog te bewerkstelligen, acht de verzoeker heropening van de vereffening noodzakelijk.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel is gebleken dat de vennootschap is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig waren. De Rechtbank overweegt dat indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, het mogelijk is de vereffening te heropenen en een vereffenaar te benoemen. Naar het oordeel van de Rechtbank kan de heropening van de vereffening met analoge toepassing van art. 2:23c lid 1 BW ook worden bevolen in dit soort gevallen waar om de uitvoering van bepaalde rechtshandelingen mogelijk te maken, het tijdelijk herleven van de rechtspersoon is vereist. Het belang hiertoe is door de verzoeker voldoende onderbouwd. De rechtbank heropent derhalve de vereffening van het vermogen van de vennootschap en benoemt het laatste bestuur tot vereffenaar.
Verklaring van waardeloosheid
Op 25 mei 2022 deed de Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2022:2005) uitspraak in een soortgelijke casus. X is voornemens een recht van hypotheek te vestigen op de eigen woning. De bank weigert echter medewerking te verlenen, omdat nog een eerste hypotheekrecht op de woning rust ten behoeve van een BV waarvan X voorheen bestuurder en enig aandeelhouder was. De lening waarvoor het hypotheekrecht was gevestigd, was al volledig afgelost. Ook hier was echter nagelaten de hypothecaire inschrijving te laten doorhalen.
Omdat X op korte termijn het nieuwe hypotheekrecht wenst te vestigen, wordt een kortgedingprocedure gestart tegen de (inmiddels ontbonden) vennootschap. De Rechtbank verklaart daarop X niet-ontvankelijk, aangezien de vennootschap niet meer bestaat. Wel is X onmiddellijk belanghebbende in de zin van art. 3:29 lid 1 BW. X heeft daarmee een zelfstandig belang tot doorhaling van het hypotheekrecht. Als bewijsmiddelen heeft X de jaarrekening en de liquidatiebalans van de vennootschap overlegd, waaruit voldoende is gebleken dat de schuld volledig is afgelost. Gelet op het voorgaande en de uitschrijving bij de Kamer van Koophandel, is volgens de Rechtbank voldoende gebleken dat het hypotheekrecht teniet is gegaan en dat de hypothecaire inschrijving waardeloos is. De voorzieningenrechter verklaart de inschrijving derhalve waardeloos. Omdat X berust in dit vonnis (art. 334 Rv), is het vonnis direct in kracht van gewijsde gegaan, waardoor inschrijving in de registers mogelijk is. De kosten van de procedure (circa € 1.300) komen wel voor zijn rekening. Was meer aandacht besteed aan de ontbindingsprocedure, dan was veel geld en stress voorkomen. Laat dat de les van beide uitspraken zijn.