De tweede aandeelhouder en een VBI-proof testament
In de afgelopen jaren is de oprichting van het aantal vrijgestelde beleggingsinstellingen (VBI’s) enorm gestegen en dit bijzondere fiscale regime begint in vermogend Nederland steeds populairder te worden. Een VBI is namelijk vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting. Naast vermogen dat zich reeds in een vennootschappelijke structuur bevindt, zien we dat de VBI ook steeds vaker wordt ingezet ter besparing van vermogensrendementsheffing door vermogen van box 3 naar box 2 over te hevelen (‘boxhoppen’).
De VBI moet aan een aantal cumulatieve voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor haar vrijgestelde status. Een van die voorwaarden is dat de VBI ten minste twee aandeelhouders/participanten moet hebben. Een VBI dient namelijk ter collectieve belegging van gelden wat bij één aandeelhouder niet het geval is. De tweede aandeelhouder die ten minste 10% van de aandelen dient te bezitten, is doorgaans de (niet in gemeenschap) gehuwde partner of het zijn de meerderjarige kinderen van de meerderheidsaandeelhouder.
Wanneer de tweede aandeelhouder iemand in de familiesfeer is, is het bij het opstellen van een testament van belang in kaart te brengen aan wie de VBI-aandelen vererven. Een (quasi)-wettelijke verdeling heeft immers bij een VBI tussen echtgenoten tot gevolg dat alle aandelen in één hand komen met als consequentie dat de VBI-status met terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar vervalt. Hoewel mij situaties bekend zijn, dat de belastinginspecteur voor kortere periodes ontheffing van het collectiviteitsvereiste verleent, is het zaak om dit te voorkomen.
Een legaat van de VBI-aandelen aan meerderjarige kinderen ligt dan voor de hand. Een alternatief is een keuzebepaling in het testament zo te formuleren dat de langstlevende echtgenoot als afwikkelingsbewindvoerder de mogelijkheid heeft om de VBI-aandelen aan de kinderen over te dragen. Wel geldt hierbij als aandachtspunt dat het niet is toegestaan dat de langstlevende ouder het bewind heeft over de VBI-aandelen. Aangezien dan alle zeggenschap in één hand komt, waardoor ook in dat geval geen sprake is van collectieve belegging. Dit speelt eveneens wanneer de langstlevende het vruchtgebruik van de VBI-aandelen verkrijgt en meerderjarige kinderen het bloot eigendom. Doorgaans zal dan in het testament bepaald zijn dat het stemrecht op de VBI-aandelen aan de vruchtgebruiker toekomt.
Afhankelijk van de bepalingen in het testament, moeten de erfgenamen (hetzij de langstlevende, hetzij de kinderen) derhalve diverse acties ondernemen wanneer zij de VBI na het overlijden willen continueren. Een zorgvuldige invulling van de testamenten dient al bij het opzetten van de VBI te worden afgewogen.