De voorwaarden voor de schenking voor de eigen woning per 1 januari 2017
Vanaf 1 januari 2017 wordt de schenkvrijstelling voor de eigen woning verhoogd naar € 100.000. Dit was reden voor het Ministerie van Financiën om de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting met betrekking tot deze schenking tegen het licht te houden. Dit heeft geleid tot een wijziging, met name dat de schenking voor de eigen woning vanaf 1 januari 2017 in principe onvoorwaardelijk moet worden gedaan.
In art. 5 Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting zijn voorwaarden opgenomen in aanvulling op de wettelijke vereisten.
De eerste voorwaarde is dat sprake is van een onvoorwaardelijke schenking. Dit betekent volgens de toelichting dat er geen onzekerheid bestaat over de schenking en dat deze later niet ongedaan kan worden gemaakt door herroeping door de schenker.
Hierop geldt een uitzondering: het is toegestaan dat de schenking wordt gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt voor zover het geschonken bedrag niet conform de voorwaarden voor de vrijstelling van schenkbelasting is besteed aan de eigen woning. Deze ontbindende voorwaarde moet schriftelijk worden vastgelegd.
De tweede voorwaarde houdt in dat het geschonken bedrag daadwerkelijk is betaald door de schenker aan de begiftigde. Deze voorwaarde brengt mee dat schuldigerkenningen niet kwalificeren voor een beroep op de verhoogde vrijstelling.
De derde voorwaarde is dat het geschonken bedrag is besteed aan de eigen woning in het jaar waarvoor een beroep op de vrijstelling is gedaan of in de twee direct daaropvolgende kalenderjaren. De verwerving van een eigen woning, de verbetering of het onderhoud van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot een eigen woning dan wel de aflossing van een eigenwoningschuld moet dus hebben plaatsgevonden binnen die periode.
De laatste voorwaarde is de bekende voorwaarde dat op verzoek van de inspecteur de begiftigde met schriftelijke bescheiden doet blijken dat de schenking tijdig aan de eigen woning is besteed.
Met betrekking tot de spreidingsmogelijkheid wordt opgemerkt dat als de waarde van de schenking of schenkingen van dezelfde schenker in het eerste jaar lager is dan het maximumbedrag van de verhoogde vrijstelling, dan kunnen in de twee direct daaropvolgende kalenderjaren nog aanvullende schenkingen worden gedaan ten behoeve van een eigen woning onder de verhoogde vrijstelling waar in het eerste jaar een beroep op is gedaan. Hierbij is het bedrag van de verhoogde vrijstelling van toepassing dat geldt in het eerste kalenderjaar waarin een schenking voor de eigen woning wordt gedaan.
De besteding van de geschonken bedragen dient te geschieden uiterlijk aan het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de schenking is ontvangen waarvoor voor het eerst een beroep op de verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning is gedaan. Voor opvolgende schenkingen is de bestedingstermijn dus korter.
Ministerie van Financiën 29 december 2016, Strct. 2016, 69005