Het bestaansrecht van de ‘agrarische’ legitieme
Bij Rechtbank Overijssel deed zich een zaak voor (het tussenvonnis is gewezen op 3 januari 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:4619 en het eindvonnis op 17 juli 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:3866) waarin de rechter oordeelde dat de zoon in kwestie – die het melkveebedrijf van zijn ouders tegen een lagere agrarische waarde dan de waarde in het economisch verkeer, overnam – alsnog een bedrag ter grootte van de legitieme portie aan zijn zus is verschuldigd. In deze zaak was de waarde van de goederen uit de nalatenschap van vader (nagenoeg) nihil en waren geen schulden aanwezig. De kwijtschelding van (een gedeelte van) de overnamesom van de agrarische onderneming van ouders aan zoon kwalificeert volgens de rechter als een gift, mede door het gebruik van de woorden ‘schenking’, ‘bevoordeling’ en ‘afstanddoening om niet’ in de akte ontbinding maatschap. De rechter oordeelde dat in casu sprake is van een gift die in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van de legitimaire massa. De voortzettingswaarde van de melkveehouderij was op een veel lager bedrag vastgesteld dan de vrije waarde van de onderneming en omdat de zoon onvoldoende kon onderbouwen dat de continuïteit van de agrarische onderneming in gevaar zou komen door uitkering van de legitieme portie, oordeelde de rechter dat de zoon/bedrijfsopvolger alsnog een bedrag ter grootte van de legitieme portie was verschuldigd aan zijn zus.
Problematiek rondom de ‘agrarische’ legitieme
Een dergelijke rechtszaak is niet ongewoon in de agrarische sector. Familiebedrijven binnen de agrarische sector krijgen in opvolgingssituaties regelmatig met problematiek rondom legitimaire aanspraken van de niet-opvolgende kinderen te maken. Welke rol speelt de legitieme portie binnen de agrarische bedrijfsopvolging in het Nederlandse erfrecht en heeft de legitieme portie nog bestaansrecht binnen (de opvolging van) agrarische familiebedrijven?
Morele oer-verplichting verzorging naasten
Door de eeuwen heen is duidelijk zichtbaar dat de legitieme portie in verschillende verhoudingen terugkomt in ons recht, maar dat de lijn van de morele ‘oer-verplichting’ – om de naaste familie goed te verzorgen en financieel te ondersteunen (ook na overlijden) – altijd heeft gegolden. Anno 2024 is dat nog steeds de geldende norm. Ondanks het feit dat onderzoek is gedaan naar de wenselijkheid van de legitieme portie in het hedendaagse Nederlandse erfrecht, is de legitieme portie in Nederland nog niet afgeschaft. De toenmalige Minister voor Rechtsbescherming Weerwind heeft in 2023 toegezegd onderzoek te doen naar de impact van de afschaffing van de legitieme portie en heeft aangegeven dat wordt gewerkt aan de contouren van een wetsvoorstel. De status van dit onderzoek is op dit moment onduidelijk. Ook is niet bekend wat op hier het standpunt is van het huidige kabinet.
De legitieme portie in de agrarische bedrijfsopvolgingspraktijk
In de bedrijfsopvolgingspraktijk kan de legitieme portie leiden tot spanningen en problemen binnen de familie en de onderneming, waarbij het mogelijk is dat de continuïteit van de onderneming in het geding komt. Tot het boerenbedrijf kunnen bijvoorbeeld waardevolle activa behoren en soms is het nodig gedeelten van het bedrijf te liquideren of activa - zoals (landbouw)grond of kostbare machines en apparatuur - te verkopen om vermogen vrij te maken waarmee de legitieme portie uit kan worden gekeerd aan (één van de) legitimarissen. Het kan zelfs leiden tot verlies van productiviteit van de onderneming en in het ergste geval tot gedwongen liquidatie van het volledige bedrijf.
Vooral in de agrarische bedrijfsopvolging geldt dat – in het kader van de legitieme portie – de waardebepaling van de agrarische onderneming essentieel is, zo blijkt ook uit bovengenoemde zaak, waarover Rechtbank Overijssel oordeelde. Uit een binnen de agrarische praktijk klassiek arrest van de Hoge Raad (13 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8172) blijkt dat de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat van een andere maatstaf moet worden uitgegaan dan de waarde in het economisch verkeer: hier moet worden gekeken naar de agrarische waarde van de onderneming, waarbij de opvolger het bedrijf nog juist lonend kan exploiteren. Het bepalen of al dan niet sprake is van een gift (een kwestie die ook speelt in de genoemde zaak uit 2024) bij overdracht tegen de agrarische waarde van de onderneming, hangt voornamelijk af van de aanwezigheid van een bevoordelingsbedoeling. Als sprake is van een gift, dan moet die gift in aanmerking worden genomen bij de berekening van de legitieme portie.
Mogelijke oplossingen
Onder andere het bedrijfsopvolgingslegaat biedt een faciliteit om de uitkering van de legitieme portie uit te stellen en zo de continuïteit van de agrarische onderneming te beschermen, hoewel de erfgenaam-opvolger uiteindelijk toch tot uitkering van de legitieme portie aan de legitimaris(sen) verplicht is. Meerwaardeclausules kunnen helpen de zakelijkheid van de agrarische overdracht te versterken en vennootschapscontracten en de peildatum voor waardebepaling van de nalatenschapsgoederen spelen ook een belangrijke rol bij het berekenen van de legitieme portie. Er bestaat in de praktijk behoefte aan duidelijke wettelijke waarderingsmaatstaven omtrent de agrarische onderneming en daarom zou het goed zijn als de wetgever op dit punt ingrijpt teneinde onzekerheid omtrent de waardering van de agrarische onderneming (en daarmee samenhangend de kwalificatie ‘gift’) weg te nemen.
Overzeese rechtsvergelijking
Al sinds 2012 kent het Curaçaos Burgerlijk Wetboek – in tegenstelling tot ons eigen BW – geen legitieme-regeling meer. De reden voor afschaffing is de inbreuk op het eigendomsrecht en de testamentaire vrijheid van de mens, beschermd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Op grond van art. 1 1e Protocol EVRM heeft namelijk iedere natuurlijke persoon en iedere rechtspersoon het recht op het ongestoord genot van zijn eigendom (‘peaceful enjoyment of his possessions’).
Ondanks dat de agrarische sector op Curaçao – in vergelijking met Nederland – klein is, biedt een rechtsvergelijking met het stelsel van Curaçao nog steeds waardevolle inzichten voor de Nederlandse wetgever. Als vangnet voor de afschaffing van de legitieme portie heeft de Curaçaose wetgever namelijk (andere) wettelijke rechten – ter vervulling van de verzorgingsbehoefte van de kinderen van een erflater – opgenomen in de wet. Zo bestaat de som ineens, waarmee een kind een financiële aanspraak jegens de nalatenschap heeft voor verzorging, opvoeding, levensonderhoud en studie tot uiterlijk zijn 25ste levensjaar, is de mogelijkheid geopend tot vernietiging van de uiterste wilsbeschikking op grond van misbruik van omstandigheden en zijn de termijnen die gelden voor het maken van aanspraak op de wettelijke rechten op Curaçao langer dan in Nederland.
Lopend onderzoek en toekomstige ontwikkelingen
Gezien de belemmeringen die de legitieme portie veroorzaakt bij de agrarische bedrijfsopvolging en de waardevolle inzichten uit een rechtsvergelijking met het stelsel van Curaçao, lijkt afschaffing van de legitieme portie mijns inziens wenselijk, mits andere wettelijke regelingen in de plaats worden gesteld om de verzorgingsbehoefte van de kinderen van de erflater te waarborgen. Afschaffing van de legitieme portie zou een oplossing bieden voor de hiervoor gesignaleerde problematiek rondom de ‘agrarische’ legitieme.
Lopend onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) zal moeten uitwijzen hoe groot het draagvlak voor de afschaffing van de legitieme portie in Nederland is.
Blijft de legitieme portie voorlopig in stand in ons land, dan zou het de wetgever sieren duidelijke waarderingsmaatstaven in de wet op te nemen teneinde onzekerheid omtrent de waardering van de agrarische onderneming (en daarmee samenhangend de kwalificatie ‘gift’) weg te nemen.