Periodieke uitkering als alternatief voor recht van vruchtgebruik
Menig testateur wil de wereld goed achterlaten. Vaak wordt daarbij gedacht aan het verzorgd achterlaten van de partner, maar ook het nalaten aan een goed doel (ANBI) staat geregeld hoog op de wensenlijst. Nadat de wensen bekend zijn, is het aan de notaris om deze wensen op de juiste wijze in het testament vast te leggen. Van de vele mogelijkheden die ter beschikking staan om de partner verzorgd achter te laten en daarnaast ook te kunnen nalaten aan een goed doel, worden in deze blog de volgende twee opties met elkaar vergeleken: het toekennen van een recht van vruchtgebruik aan de partner enerzijds en het toekennen van een recht op periodieke uitkeringen aan de partner anderzijds. Het zal blijken dat de fiscale gevolgen tussen deze twee behoorlijk kunnen verschillen.
Verzorging partner en goed doen voor het goede doel
Het verzorgd achterlaten van de partner kan op vele wijzen worden vormgegeven. De meest vergaande wijze is de partner tot enig erfgenaam benoemen. Als echter daarnaast ook de wens bestaat om vermogen na te laten aan een goed doel, staat bij een enig erfgenaamschap van de partner het goede doel met lege handen.
Een andere veel gebruikte vorm is een vruchtgebruiklegaat van (een deel van) de nalatenschap ten gunste van de partner, al dan niet met de bevoegdheid tot interen. Aan de ANBI kan dan de blote eigendom toekomen als erfgenaam of via een legaat. De partner geniet in deze situatie de vruchten van de nalatenschap, die kunnen worden aangewend voor de verzorging.
Een minder vaak gebruikt instrument is het legateren van een periodieke uitkering aan de partner. In dat geval verkrijgt een derde, zoals de ANBI, (een deel van) de nalatenschap als erfgenaam en heeft de partner recht op een levenslange maandelijkse uitkering van een bepaald bedrag.
Afgezien van het verschil in civielrechtelijk gevolgen, kunnen ook de fiscale gevolgen behoorlijk verschillen. Met name bij een laag rendement van het vruchtgebruikvermogen is de heffing van erfbelasting aanzienlijk in verhouding tot het daadwerkelijke rendement dat door de partner wordt genoten. In die gevallen kan het fiscaal aantrekkelijker zijn een aanspraak op een periodieke uitkering te legateren.
Aan de hand van het onderstaande voorbeeld wordt het fiscale verschil tussen beide varianten inzichtelijk gemaakt.
Rekenvoorbeeld vruchtgebruik versus periodieke uitkering
Voorop wordt gesteld dat dit rekenvoorbeeld is vereenvoudigd. De uitkomsten zijn afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Na het rekenvoorbeeld wordt op die omstandigheden nader in gegaan.
Uitgangspunten: het vermogen van de testateur bedraagt € 1.500.000 in banktegoeden. Er is geen ander vermogen. Het verwachte rendement op het vermogen bedraagt 3% (€ 45.000). De testateur heeft een partner met een leeftijd van 62 jaar.
In dit rekenvoorbeeld worden de fiscale cijfers van 2018 gehanteerd.
Stel dat het recht van vruchtgebruik van dit vermogen is gelegateerd aan de partner en dat de bloot eigendom toekomt aan een ANBI. De partner verkrijgt dan jaarlijks € 45.000 aan vruchten. De heffing van erfbelasting verloopt als volgt:
Partner verkrijgt het recht van vruchtgebruik, waard (volgens de forfaitaire regels van de Successiewet) € 1.500.000 x 6% x 10 = € 900.000, daarover is € 39.035 erfbelasting verschuldigd.
De ANBI verkrijgt de bloot eigendom, waard € 1.500.000 - € 900.000 = € 600.000. De verkrijging door een ANBI krachtens erfrecht is vrijgesteld van erfbelasting.
In totaal is in deze situatie € 39.035 aan erfbelasting verschuldigd.
Daarnaast behoort het recht van vruchtgebruik tot de rendementsgrondslag van box 3 voor de partner. Dit leidt tot een jaarlijkse heffing van inkomstenbelasting. Op basis van de cijfers voor 2018 bedraagt de inkomstenbelastingheffing € 7.685.
Een alternatief is de partner een periodieke uitkering toekennen van jaarlijks € 45.000, uit te keren door de ANBI. Voor de erfbelasting wordt deze verkrijging forfaitair gewaardeerd op € 45.000 x 10 = € 450.000, daarover is de partner geen erfbelasting verschuldigd nu de verkrijging lager is dan de partnervrijstelling die geldt in de Successiewet van € 643.194.
De ANBI verkrijgt het stamvermogen, dat voor de Successiewet wordt gewaardeerd op € 1.500.000 - € 450.000 = € 1.050.000. Hierover wordt geen belasting geheven gelet op de vrijstelling voor de erfbelasting die ANBI’s genieten.
In dit geval geschiedt de gehele vererving vrij van erfbelasting.
De aanspraak op de periodieke uitkering behoort bij de partner tot het box 3 vermogen. Daarover zou in 2018 € 5.544 aan inkomstenbelasting verschuldigd zijn.
Voortaan kiezen voor een periodieke uitkering?
Uit dit voorbeeld volgt dat de keuze voor een periodieke uitkering in dit geval fiscaal gunstiger uitpakt dan het toekennen van een recht van vruchtgebruik aan de partner. Dit is echter niet in alle gevallen zo. De uitkomst van de vergelijking wordt beïnvloed door onder andere de volgende factoren:
- omvang en samenstelling van de nalatenschap;
- leeftijd van de partner;
- duur van het recht van vruchtgebruik of de periodieke uitkering indien dit voor een bepaalde termijn is toegekend;
- verwacht rendement op het vermogen;
- toepassing zijnde tarief en vrijstellingen voor heffing erfbelasting (als in dit voorbeeld niet een goed doel maar een kind de bloot eigendom of het stamvermogen verkrijgt, is bij een periodieke uitkering juist meer belasting verschuldigd);
- bevoegdheden vruchtgebruiker (hoewel dit geen invloed heeft op de belastingheffing, kunnen deze wel van invloed zijn op de verzorging van de partner).
Het is onjuist in het algemeen de conclusie te trekken dat een periodieke uitkering altijd fiscaal voordeliger is dan een recht van vruchtgebruik. Per situatie moeten de bovengenoemde factoren in aanmerking worden genomen. Aan de hand daarvan moet worden beoordeeld of een recht van vruchtgebruik of een periodieke uitkering de gewenste en fiscaal meest gunstige keuze is.